Binnenkort viert dahliavereniging Leusderkwartier haar 65-jarig jubileum, een mooie gelegenheid om eens langs te gaan bij oud-voorzitter en inmiddels erelid van de vereniging, Jan Bekkers. Jan heeft de vereniging vanaf het begin meegemaakt en weet nog veel verhalen te vertellen.


Jan Bekkers 2018 foto Corien van As

Genestetlaan

In het begin lag het terrein van de dahliavereniging aan de Genestetlaan, ter hoogte van de eerste flat van de Surinamelaan langs het fietspad dat nu door het bos naar boven gaat. Na twee of drie jaar verhuisde DVL naar de huidige plaats aan de Bonairelaan. Dat is het moment dat Jan lid werd van de vereniging, inmiddels 62 jaar geleden, vertelt Jan met een grijns.

Tuinmannen aan het roer

De eerste voorzitter van de vereniging was Anton Zeegers, meestertuinman van beroep. Hij wist echt alles van planten en als Toon iets niet wist, dan wist niemand het. Er liepen nog meer mensen rond op de tuin met veel kennis, zoals bijvoorbeeld hovenier Jannes van der Wiel. Hij zat niet in het bestuur, maar liep altijd rond om hulp en raad te bieden.

De contributie voor het lidmaatschap was toen laag en de vereniging had niet veel eigen middelen. Alles moest letterlijk van de grond af aan opgebouwd worden.

De bunker

Of uitgegraven, want de bunker voor de opslag van de dahliaknollen in de winter is eigenhandig gegraven door de leden. Dat was niet zo eenvoudig. De gravers kwamen in de bodem terecht op een oerbank, een bikkelharde laag van ongeveer veertig centimeter die met pikhouwelen te lijf gegaan moest worden. Het metselwerk in de ondergrondse kamer werd gedaan door verenigingsleden die metselaar waren.

Het witte tuinhuisje

foto Corien van As

De bunker was niet de eerste metselklus. Het witte gereedschapshuisje was al het jaar ervoor gebouwd door stuckadoors en metselaars van de vereniging. Dankzij leden en connecties van leden kwamen er donaties in de vorm van een kuub zand die op de stoep werd gestort of zakken cement. Zo ging dat in die tijd, zegt Jan.

Het gereedschapshok van de dahliavereniging is zo’n karakteristiek onderdeel geworden van de wijk, dat de gemeente het witte huisje op de lijst beschermde stadsgezichten heeft gezet. Een halve eeuw later wilde de vereniging het slopen om op die plaats een nieuw clubgebouw te zetten, maar dat bleek toen verboden te zijn. Het nieuwe clubgebouw kwam er toen naast te staan.

De waterput en mevrouw Visser

Voor tien gulden had de vereniging een grote ring van cement gekocht om een waterput van te maken. Deze werd ingegraven en er werd een bodem van cement aangebracht om hem waterdicht te maken. Toen was het geld op en de put stond een lange tijd droog. Er moest weer gespaard worden om de wateraansluiting te kunnen betalen. Toen het weer tijd werd om de contributiegelden persoonlijk op te halen bij de leden thuis, informeerde mevrouw Visser bij Jan waarom het zo lang duurde voordat er water in de waterput kwam te staan. Toen ze hoorde welk bedrag er bij het sparen nog ontbrak, ging ze naar haar achterkamer en kwam terug met 35 gulden contant voor het aanleggen van de waterslang. En zo kwam de vereniging aan haar water.